In alle soorten heb je ze. Bieren? Ja, die ook. Maar we hebben het over de glazen waaruit je ze kunt drinken. Waarom zijn er eigenlijk zoveel? Is het een prestigekwestie van de brouwer? Of zitten er meerdere aspecten aan vast? Welk glas zou jij bijvoorbeeld kiezen voor een ‘whisky infused’ bier?
,,Wil je er een glas bij?” ,,Nee, dank je. Het zit al in glas.” Een heerlijke dooddoener en voornamelijk te horen bij iemand thuis als er een pilsje uit een kratje wordt aangeboden. In ieder geval geen speciaalbier. Niets mis met het drinken uit een flesje, maar het is nu eenmaal zo dat bij bepaalde bieren een bierglas bijdraagt aan het drinkgenot. En dan is de vorm nu eenmaal belangrijk.
Veel bier in een keer in je glas
Persoonlijke voorkeur speelt bij de keuze voor een bierglas een grote rol. Niet voor niets vragen ze in het café in wat voor soort glas jij je pilsje wilt. Een vaasje, een fluitje of soms ook een glas op een voet. Welk glas ligt bijvoorbeeld het best in je hand? Op andere momenten heb je gewoon zin in bier, veel bier in een keer in je glas. Zonder dat je er maar al te vaak voor naar de bar moet om weer te bestellen. Maar om dan maar meteen een gigantische glazen ‘emmer’ te nemen is ook zo wat. Een beetje beschaafd beginnen en dan zien we wel verder. Bij speciaalbieren heb je vaak weinig te kiezen; dan bepaalt de brouwerij.
Als we kijken naar de oorsprong van bier en hoe dit werd gedronken, dan zijn we afhankelijk van archeologische opgravingen, tekeningen en teksten. Zo weten we dat er al ruim 6500 jaar bier wordt gedronken en in die tijd zijn er al een hoop verschillende glazen te bewonderen geweest. Glazen die nu nog gebruikt worden. We zullen er een paar bespreken, zoals daar zijn: de bierpul, de bokaal, de kelk, de jonker, het fluitje, het koetsiersglas, de stiefel, de ribbel, het pintglas, het vaasje, het tulpglas en het voetglas.
Van pullen tot hoorns
Een bierpul is drinkgerei met handvaten gemaakt van aardewerk, meestal gedecoreerd. Sommige exemplaren hadden een deksel. Later werden de pullen van metaal en nog later van glas vervaardigd. Als je vandaag de dag uit een pul zou willen drinken, dan volstaat het uitgieten van een regulier flesje bier niet. De gebruikelijke maten variëren namelijk van halve, hele tot wel twee liter varianten: vandaar de oorspronkelijke naam bierkan. Glazen bierpullen zie je tegenwoordig nog gebruikt worden op evenementen als Oktoberfest.
De bokaal is een grote drinkbeker en lijkt op een kelk; het glas heeft een brede bolvorm en staat op een steel met voet. Het wordt vaak gebruikt voor sterkere bieren.
Een jonker heeft een inhoud van 30 of 50 cl en is recht en hoog. Het wordt vooral gebruikt voor pils en niet voor speciaalbieren met een hoger alcoholpercentage. De versie van 20 cl is smaller en die noemen we dan weer een fluitje.
Het koetsiersglas heeft een bolle onderkant en werd met een houten onderkant aan de koets bevestigd, zodat het koetsiers in staat stelde om te drinken én op hun bok te blijven zitten. Heden ten dage is het vooral bekend om de bieren van Pauwel Kwak in te schenken, met een los houten bouwwerk eromheen. Het principe van de koetsiersglas is net als die van een stiefel (ook bekend als laarsglas). Zodra er lucht in de bol (of in het geval van de stiefel: het uitstekend stuk van de laars) komt, dan is de kans groot dat de laatste resten de drinker verrassen. Het vereist kunde en ervaring om dan niet nat te worden. Het glas dat bij het bier ‘La corne du bois des pendus’ hoort, staat ook in een houten houder, maar is hoornvormig.
Van ribbels tot tulpen
Het ribbelglas is uitermate populair in België, denk maar aan glazen met de opdruk van biermerken Maes en Jupiler. Er zou veel minder lichaamswarmte overgaan van de hand naar de tapvariant van het bier. De vorm (hoog, smal en recht) blijkt voor een pilsener ook perfect te zijn als het gaat om schuimvorming. Bij een brede opening van het glas komt bij een dergelijk bier de kraag teleurstellend uit de bus. Zulke glazen zijn dus echt voor de speciaalbieren bestemd.
Het vaasje (ook wel Amsterdammertje, Rotterdammer, emmer of boerke) blijkt in Nederland erg populair. Het glas loopt ribbelvrij van beneden naar boven naar buiten af. Het wordt voor pilseners gebruikt en bestaat in de maten 23 cl, 25 cl, 30 cl en 33 cl. In Limburg wordt het glas overigens een rendsje genoemd, naar het goudkleurige randje dat vaak bij deze glazen gebruikt wordt.
Het pintglas kom je vaak tegen bij Ierse en Engelse pubs in een hele (Brits: 568 ml, en Amerikaans: 473 ml) of halve formaat. Ook een derde en twee derde pintglazen (schoeners) bestaan. Sommige pintglazen hebben een welving, een bobbel, origineel bedoeld om het breken tijdens het stapelen tegen te gaan. Ook heeft het tulpvormige pintglas een enorme vlucht genomen, kijk maar naar de huidige glazen van Guinness en Kilkenny.
Bij een voetglas hanteert men ook het principe: zolang we het glas zelf niet hoeven aan te raken, dan beïnvloedt onze lichaamstemperatuur de inhoud niet. De vraag blijft dan wel: wie houdt bij een dergelijk glas inderdaad alleen de voet vast? Bij speciaalbier is dat in ieder geval minder erg dan bij pilseners.
Diep in het glaasje kijken
Té diep in het glaasje kijken heeft een negatieve bijklank. Diep in het glaasje kijken klinkt minder bezopen, maar waarom zou je het doen? Nou, kenners weten dat bij een origineel Duvelglas een goede reden is om juist dát te doen. Onderin het glas valt namelijk een op de bodem gegraveerde letter ‘D’ te ontwaren. Nodeloze opsmuk? Niet volgens de brouwerij zelf: het dient als ‘de lanceerbasis van een tornado van fijne koolzuurbellen’.
Maar daar houdt het bij Duvel niet op: voor hun ‘spirit infused’ bieren (die in rum- of whiskyvaten gerijpt zijn) hebben ze een speciale glazenlijn gecreëerd. Glazen zonder voet, maar met de speciale Duvelvorm behouden om het idee te bewaren dat je wel degelijk dat merk drinkt. Het uitschenken echter, gaat niet tot de rand. Zoals het bij rum en whisky hoort, vult men het glas niet verder dan half vol.
En dan hebben we nog een buitenbeentje: de plastic beker. Kunststof, zacht plastic, ieder zijn voorkeur, maar al te vaak heeft men geen keus. Wil je er een die je niet meteen kapot knijpt of eentje die je tenminste nog tussen je tanden kunt houden om te applaudisseren voor een optreden?
Afijn, laat u voor mij het glas maar zitten, het zit al in een glas..
Jeroen van Bommel